Er is iets geks aan de hand in Persepolis. Stapje voor stapje beklimmen we de de monumentale entreetrap met pakweg honderd onhandig lage treetjes uit marmer – ooit zo uitgehouwen zodat de vele notabele Meden en Perzen die hier millennia geleden op audiëntie kwamen bij de koning, ondanks hun kostbare, lange en zware gewaden, toch in waardigheid naar boven konden schrijden. Het klaroengeschal van toen denken we er zelf even bij. Eenmaal boven biedt de Poort der Naties, aan weerszijden bewaakt door reusachtige gevleugelde stieren met mensenhoofden, toegang tot misschien wel ’s werelds imposantste ruïnestad.
Koning Darius de Grote, wie kent ’m niet, stichtte hier in de 6e eeuw voor Christus de hoofdstad van het Perzische Rijk, het eerste echte wereldimperium. Persepolis staat genoteerd op de Werelderfgoedlijst en wordt door archeologen van even onschatbare waarde geacht als, pak ’m beet, de piramide van Cheops van de oude Egyptenaren, Efeze van de klassieke Grieken, Machu Picchu van de Inca’s of de mystieke monumenten van de Maya’s. Terwijl die archeologische attracties terecht worden platgelopen door toeristen, komt hier geen kip. Het is stil in Persepolis, heel stil.
Met het hoofd in de nek dwalen we tussen de ruïnes door. Soms niet meer dan een stapel stenen, maar vaak nog heel herkenbaar, zoals het paleis van Darius of de Zaal van Honderd Zuilen. De reliëfs op de muren en manshoge beelden zijn zo puntgaaf dat je je vanzelf afvraagt of ze echt wel tweeënhalfduizend jaar oud zijn. Soms zijn ze dat ook niet – pronkstukken uit Persepolis zijn behalve in het Nationaal Museum van Teheran ook te zien in het Louvre in Parijs en British Museum in Londen en werden in Persepolis vervangen door replica’s – maar veel vaker zijn ze dat wél. Je kijkt je ogen uit. [...]
Nog geen reacties.