Nieuwsbrief

We gaan naar de Filipijnen

Duizenden eilanden met stille bountystranden, schattige spookdiertjes en een vriendelijke, devote bevolking, zo is tropisch vakantievieren bedoeld. Zie hier het meest onderschatte vakantieland van Zuidoost-Azië: de Filipijnen.

“Hello Mister, massage please?” Op strategische schaduwrijke plekken staan ze opgesteld in het suikerwitte zand: de bamboebedjes van Boracays massagebridgade. Ze horen bij Aziatische bountystranden zoals vallende kokosnoten bij wuivende palmbomen horen, die ondermaatse masseuses die voor een grijpstuiver je vermoeide ledematen terug in topconditie kneden.

Althans, dat is de bedoeling, want geregeld vliegen de minimeisjes elkaar in de haren vanwege valse concurrentie en klantjepik, anders worden je portemonnee en iPod wel onder je ingeoliede lijf vandaan gegrist en met een beetje pech kan de masseuse in kwestie er geen klap van en hou je er een hernia aan over. Leuk en lekker lijkt het, zo’n massage in de tropische buitenlucht, maar vaak is de beoogde ontspanning ver te zoeken.

Op Boracay hebben de masseuses hun zaakjes voor elkaar. Ze zijn verenigd in een collectief zodat ze geen concurrenten maar collega’s zijn en er nooit kinnesinne ontstaat, ze hebben een serieuze opleiding gehad en een diploma op zak en, wel zo fijn, ze bieden hun diensten vrijblijvend aan, zonder aandringen, zodat je alleen gaat liggen als je echt zín hebt. Na een met kokosolie overgoten uur van strelen, drukken en kloppen ben je geheid onthaast. En dat voor nog geen vijf euro – dubbel zo duur als in Maleisië of Thailand, maar dan heb je ook wat.

Laid-back Boracay

Boracay is het populairste vakantie-eiland van de Filipijnen. Wie dan meteen denkt aan de massatoeristische taferelen van Kuta op Bali of het Thaise Pattaya, compleet met McDonald’sen en Burger Kings, Hard Rock Hotels, sekstoeristen en stronken pubers op smerige stranden, heeft het mis. Boracay, of Bora, zoals de bewoners hun eiland liefkozend noemen, is veranderd sinds de komst van het toerisme, maar niet verpest.

Tien jaar terug was hier nog geen elektriciteit of stromend water en bestond de accommodatie uit wat bamboehutjes op het strand. Bora heeft een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt en is voorzien van puike pensions en moderne hotels, plus een hele trits strandbars waar ’s avonds wordt gegeten, gedronken en gedanst onder de tropische sterrenhemel. Zo authentiek en spartaans als toen is het niet meer, maar nog steeds is Boracay een van de meest relaxte eilandjes van het Verre Oosten.

Dat krijg je niet zomaar, daar moet je wel wat voor doen: eerst vliegen naar de Filipijnen, dan een binnenlandse vlucht, verder per boot naar Boracay en per tricyclenaar je hotel. Zomaar een etmaal onderweg, maar dan sta je ook op het mooiste strand van Azië. White Beach is vijf kilometer lang, honderd meter breed, gemaakt van poederzand zo wit dat je er sneeuwblind van zou worden, en het zeewater zo transparant babyblauw dat je het bijna niet ziet. Een tropische verrassing. Gaat u liggen, de masseuse komt zo bij u.

Spookdiertjes van dichtbij

Boracay is nog maar het begin, want de Filipijnen hebben nog meer moois in huis. Ruim zevenduizend eilanden zijn er, maar de allermooiste, zoals Boracay, liggen in de centrale Visaya-archipel. Het kogelronde Bohol is het groenste eiland van het stel, dichtbegroeid met regenwoud vol kokospalmen, acacia’s, boomvarens, rubberbomen en bamboestruiken, waarin varanen, vleermuizen, pythons en makaken rondritselen, plus de loewak, een civetkat waarvan de keutels worden gebrand tot ’s werelds duurste koffie – een kopje kost al snel 20 euro.

Het tropische microklimaat van Bohol staat bol van de bijzondere en bedreigde beesten die alleen hier leven en nergens anders ter wereld. Zoals de Filipijnse vliegende kat, die er uitziet als een kruising tussen een vleermuis en een uit de kluiten gewassen kat. Dankzij de vleugels – of eigenlijk een vlieshuid tussen kop, staart en poten – zweeft het beest van boom tot boom, waarbij hij afstanden tot wel honderd meter door de lucht aflegt. Kleine kans dat je die te zien krijgt, want het nachtdier woont in de hoogste boomtoppen van het woeste regenwoud.

Wél te zien is Bohols zeldzaamste en met stip schattigste beestje. Het Filipijnse spookdier is een zoogdiertje uit de orde der primaten (en dus verwant aan ons, de mens) ter grootte van een papaja, met een pluizige bruine vacht, lange benen en armen met mensachtige handjes, een sliertige staart, een rond hoofd dat 180 graden draait, flinterdunne flaporen en kolossale kologen waarmee ze je verbaasd aankijken. Het Filipijnse spookdier bungelt al 45 miljoen jaar in de struiken, maar is inmiddels bijna uitgestorven – in het spookdierencentrum op Bohol poogt men de populatie weer op peil te krijgen. Onder strenge voorwaarden kunnen ze daar van dichtbij worden bewonderd, die vleesgeworden knuffeldiertjes.

Chocoladebergen

Een bizar geologisch fenomeen is de andere toeristentrekker op Bohol: in het binnenland liggen 1268 bolvormige bergjes, begroeid met groen gras dat in het droge seizoen verdort en bruin kleurt. Volgens de overlevering zijn het de tranen van een reus die rouwde om het verlies van zijn reuzenvriendin, waarschijnlijker is de verklaring dat het koraalophopingen zijn uit de tijd dat de zee hier nog stroomde. Vanaf een panoramaplatform bovenop een van die Chocoladebergen is te zien waar de naam vandaan komt: in het verder vlakke landschap lijken de honderden heuvels op buitenproportionele bollen chocolade-ijs.

Per brug is Bohol verbonden met het al even kogelronde maar veel kleinere eiland Panglao, de ideale uitvalsbasis met luxueuze resorts aan prachtige stranden. Zoals The Ananyana, aan het stilste en mooiste bountystrand van het eiland. Lekker luxueus met rustiek antiek, Filipijns houtsnijwerk en natuurlijke materialen als rijstpapier, bamboe en palmblad, voorzien van restaurant, strandbar en spa, en een boottochtje verwijderd van ’s werelds mooiste duikplekken. Puike plek om te blijven plakken.

Maar dan snel terug over de brug naar het grote groene buureiland, want daar wacht nog een kluitje koloniale kerken, de mooiste van het land, om bewonderd te worden. De jezuïetenkerk van Onze Lieve Vrouwe Onbevlekte Ontvangenis in Baclayon bijvoorbeeld, in 1595 gesticht door de eerste Spaanse missionarissen, is gebouwd van blokken koraal die met het wit van miljoenen kippeneieren aan elkaar werden gemetseld. Bohol telt drie dozijn van die antieke kerken, al dan niet van koraal of met aanpalende kloosters, waarvan een deel ook van binnen te bekijken is.

Heilig Kindeke

Honderden, nee duizenden kerken, kloosters en kapellen staan er in de Filipijnen en dat is niet vreemd, want dit is het enige christelijke land van Azië. De Spaanse missionarissen deden hun werk hier destijds gedegen: pakweg 90 procent van de bevolking is katholiek. Dat zul je weten ook, want, zo blijkt op Cebu, Filipino’s zijn een vroom volk. Van ontkerkelijking hebben ze hier nog nooit gehoord en in de Basilica del Santo Niño is het altijd spitsuur – dagelijks zijn hier vier heilige missen, op zondag tien en op vrijdag zelfs dertien. En dan niet binnen in de toch uit de kluiten gewassen kruisvormige kerk, want daar past het allemaal niet, maar buiten op een marmeren plein met plek voor drieënhalfduizend pelgrims.

En nog is het dringen geblazen daarbuiten op het kerkplein, bijvoorbeeld rond de ellenlange standaards met duizenden flakkerende kaarsen die de gelovigen opsteken voor hun favoriete heilige; het Heilig Kindeke waarnaar de basiliek werd vernoemd. Bijna elke Filipino heeft er een heiligenbeeldje van in huis, maar hier staat het enige echte origineel, het houten beeldje dat de Spaanse conquistadorMagellan meenam in de middeleeuwen en dat in diverse allesverwoestende branden gespaard bleef. Een wonder. En dus begeven Filipino’s zich uit alle hoeken en gaten van ’s lands oudste stad naar ’s lands oudste kerk met ’s lands oudste reliek.

In groten getale dus, maar ook in volle devotie: op hun knieën kruipen ze door het gangpad naar een door blauwe tl-balken verlicht kapelletje achterin de kerk, waar ze geduldig aansluiten in de lange rij om het gepantserde glas te kussen waarachter het amper dertig centimeter hoge heiligenbeeldje te zien is – uitgedost in een met gouddraad geborduurd gewaad en een klatergouden kanonikale kroon op Z’n krullenbol.

Filipijnse vrienden

Vriendelijk volkje trouwens, die Filipino’s. “Hello mister, where you prom?” klinkt het continu op straat, in een jeepney of op het strand. Filipino’s zijn gastvrij, nieuwsgierig en altijd vrolijk, maar nooit opdringerig – zelfs straatverkopers of restaurantproppers niet. En iedereen, maar dan ook echt iedereen vindt het leuk om op de foto te gaan – kom daar ’es om bij de islamitische buren.

Van een taalbarrière is ook al geen sprake. In de Filipijnen worden ruim honderdvijftig talen en dialecten gesproken, met het Tagalog ofwel Filipijns als voertaal, maar in het onderwijs is Engels de officiële taal – het enige dat de Britten achterlieten tijdens hun korte (1762-1764) koloniale heerschappij. Zo ongeveer alle Filipino’s zijn dus twee- of meertalig.

Ook met de trots en eigenwaarde van de gemiddelde Filipino zit het snor. Dit is misschien wel het enige land in Zuidoost-Azië waar je als westerling niet wordt onthaald op gedienstigheid of onderdanigheid, maar waar je gastvrij wordt ontvangen als vriend, op basis van gelijkwaardigheid. Geen gebuig, gekruip of geslijm, maar een ferme hand, brede glimlach en een snedige grap in bijna volmaakt Engels, dat is het welkomstritueel dat je als bezoeker kan verwachten. Vrienden maken gaat hier makkelijk.

Privéstrand voor iedereen

Europeanen komen nog maar mondjesmaat, maar Aziaten en Australiërs hebben de Filipijnen allang ontdekt als tropisch vakantieparadijs. Terwijl in buurlanden als Thailand en Indonesië het toerisme instort, groeit het aantal bezoekers in de Filipijnen juist gestaag: in 2007 trok het land drie miljoen toeristen, vorig jaar vier miljoen en dit jaar verwacht men er vijf miljoen. Ter vergelijking: Thailand trekt jaarlijks veertien miljoen toeristen en Maleisië zelfs twintig miljoen. In de Filipijnen is er voor iedereen nog wel een privéstrandje te vinden.

Het toerisme staat in de Filipijnen nog in de kinderschoenen, zodat zelfs het populairste vakantie-eiland nog lekker ontspannen is. Hoe lang dat nog zo blijft is de vraag, want ondanks een fijnzinnig gevoel voor zakendoen maken ook Filipino’s fouten. Mactan is het bewijs daarvan, een klein eiland voor de kust van Cebu waar ook een internationaal vliegveld ligt. Handig voor vakantievolk, dacht men, en dus werd het lange maar sneue strand volgebouwd met betonnen bunkerhotels. Mactan is het Benidorm van de Filipijnen.

Vooruit, ook hier is met goed zoeken een smaakvol designresort te vinden, zoals Abacá dat zich met een tropische tuin, een enorme infinity pool, een goed geoutilleerde spa en een butler voor elke villa achter hoge muren onttrekt aan de boze buitenwereld. Daar betaal je dan ook voor: minimaal 250 euro per nacht. Verder is het treurnis troef; tenzij je op Mactan overnacht om ’s anderendaags verder te vliegen, heeft een weldenkende toerist hier niets te zoeken. Gelukkig zijn er nog zevenduizend-honderd-en-zes andere eilanden over om uit te kiezen.

Stilte en soepschildpadden

Apo is andere koek. Ook om dit vulkanische mini-eiland te bereiken moet je moeite doen: per veerboot naar Dumaguete, dan een jeepney naar Malatapay, door naar Apo per banca, waden door het water naar het strand en spoorzoeken naar je ecolodge. Linksaf langs de lavarotsen, het smalle paadje zien te vinden en voilà: daar ligt het misschien wel mooiste baaitje van de Filipijnen. Soit, het strand is van witte kiezels, maar de torenhoge rotsen zijn kunstig geërodeerd, het zeewater is kraakhelder en de stilte oorverdovend. Even helemaal weg, laat het grote genieten beginnen.

Eén miniresort staat hier, met negen kamers zonder airco, telefoon of tv, maar mét een panoramisch balkon en het geruis van de Suluzee als soundtrack. De mooiste attractie ligt voor de deur: het kleurige koraalrif vol fleurige vissen. Zet een snorkel op je bol en vanaf het strand stap je zo in de wondere onderwaterwereld waar zeesterren, clownvissen, koraalvlinders en soepschildpadden de dienst uitmaken. Eén probleempje maar met Apo: na één nacht wil je nooit meer weg. 

Filipijnen Praktisch
Hoe kom je er?
Amsterdam-Cebu met Cathay Pacific via Hongkong va. € 869 retour incl. tax en toeslagen, met KLM via Manilla vanaf € 1000, of met Malaysia Airlines via Kuala Lumpur va. € 1228.
Lokaal vervoer
Cebu: per binnenlandse vlucht vanuit Manilla voor ca. € 100 enkele reis. Bohol: per veerboot van Cebu naar Tagbilaran. Apo Island: per veerboot van Cebu naar Dumaguete op Negros, Apo Island Resort (zie onder) regelt het verdere vervoer. Boracay: per binnenlandse vlucht van Cebu naar Caticlan op Panay en per banca(bootje) naar Boracay.
Accommodatie
Cebu: in het splinternieuwe boetiekresort Abacá vergeet je de treurnis van Mactan subiet; suite vanaf € 250. Bohol: The Ananyana staat aan het mooiste en stilste strand van Panglao; 2pk vanaf € 195. Apo: Apo Island Beach Resort, 2pk vanaf € 28. Boracay: accommodatie in alle prijsklassen, van budget – Dave’s Straw Hat Inn, 2pk vanaf € 25 – tot super-de-luxe – Mandala Spa & Villas, villa vanaf € 250.
Georganiseerde reizen
Dimension Travel is vooralsnog de enige Nederlandse touroperator die reizen naar de Filipijnen aanbiedt, rechtstreeks te boeken of via het reisbureau. Bijvoorbeeld twee weken Bohol, Apo Island en Boracay vanaf € 2282 p.p. inclusief vluchten en verblijf.
Beste reistijd
Het droge seizoen, van december tot mei.
Papieren en prikken
Geen visum nodig weken, wel een paspoort dat nog minstens zes maanden geldig is. Aanbevolen vaccinaties: hepatitis A, DTP, anti-muggenmiddel mee, zie www.lcr.nl.
Reisgidsen
In het Nederlands zijn er de Nelles Gids Filippijnen (€ 13,95) en deWereldwijzer Filippijnen (€ 22,50), beduidend beter en betrouwbaarder zijn de Engelstalige Lonely Planet Philippines (€ 24,95) en de Rough Guide to The Philippines (€ 25,95).

Gratis nieuwsbrief
Wil jij mijn reisreportages gratis in je mailbox? Ik stuur je graag eens per kwartaal mijn nieuwsbrief.